IBC 2308.8.2 Framedetails.
De draagbalken worden aan de uiteinden en bij elke steun zijdelings ondersteund door een stevige blokkering, behalve wanneer de uiteinden van de draagbalken zijn vastgespijkerd aan een kopstuk, band of velgbalk of aan een aangrenzende tapbout of op een andere manier. De massieve blokkering mag niet kleiner zijn dan 2 inch (51 mm) dikte en de volledige diepte van de balk. De inkepingen aan de uiteinden van de draagbalken mogen niet meer dan een vierde van de balkdiepte bedragen. Gaten in draagbalken mogen niet binnen 2 inch (51 mm) van de boven- of onderkant van de draagbalk liggen en de diameter van een dergelijk gat mag niet groter zijn dan een derde van de diepte van de draagbalk. Inkepingen in de boven- of onderkant van de draagbalk mogen niet groter zijn dan een zesde van de diepte en mogen zich niet in het middelste derde deel van de overspanning bevinden.
IRC R502.8 Boren en inkepingen.
Structurele vloerdelen mogen niet boven de in dit hoofdstuk aangegeven grenzen worden ingekort, geboord of gekerfd. Zie figuur R502.8.
IRC R502.8.1 Gezaagd hout.
Inkepingen in massieve houten balken, spanten en balken mogen niet meer dan een zesde van de diepte van de balk zijn, niet langer zijn dan een derde van de diepte van de balk en niet in het middelste derde van de overspanning zijn geplaatst. De inkepingen aan de uiteinden van het lid mogen niet groter zijn dan een vierde van de diepte van het lid. De spanzijde van de elementen mag niet groter zijn dan 4 inch (102 mm) of meer in de nominale dikte, behalve aan de uiteinden van de elementen. De diameter van de gaten die in de elementen worden geboord of gesneden, mag niet groter zijn dan een derde van de diepte van het element. De gaten mogen niet dichter dan 2 inch (51 mm) bij de boven- of onderkant van het element of bij een ander gat in het element liggen. Wanneer het element ook gekerfd is, mag het gat niet dichter dan 2 inches (51 mm) bij de inkeping liggen.
IRC R502.8.2 Ontworpen houtproducten.
Sneden, inkepingen en gaten in spanten, gelamineerd fineerhout, met lijm gelamineerde elementen of I-balken zijn niet toegestaan, tenzij bij het ontwerp van het element specifiek rekening is gehouden met de effecten van dergelijke doorboringen.
IRC R602.6 Boren en inkepen - spijkers.
Elke spijker in een buitenmuur of dragende scheidingswand mag tot een diepte van maximaal 25 procent van de breedte worden gezaagd of gekerfd. Spijkers in niet-dragende scheidingswanden mogen tot een diepte van maximaal 40 procent van een enkele spijkerbreedte worden gekerfd. Elke tapbout mag worden geboord of geboord, mits de diameter van het resulterende gat niet groter is dan 40 procent van de tapbreedte, de rand van het gat niet dichter bij de rand van de tapbout ligt dan 5/8 inch (15,9 mm) en het gat zich niet in dezelfde sectie bevindt als een insnijding of inkeping. Zie de figuren R602.6(1) en R602.6(2).
uitzonderingen:
Een tapbout mag worden geboord tot een diameter van niet meer dan 60 procent van de breedte, mits dergelijke tapbouten in buitenmuren of lagerschotten worden verdubbeld en niet meer dan twee opeenvolgende tapbouten worden geboord.
Goedgekeurde noppenbouten mogen worden gebruikt wanneer deze overeenkomstig de aanbeveling van de fabrikant zijn aangebracht.
IRC R602.6.1 Boren en inkepen van de bovenplaat.
Wanneer pijpleidingen of leidingen in of gedeeltelijk in een buitenmuur of tussen- of draagwand worden geplaatst, waarbij de bovenplaat voor meer dan 50 procent van de breedte moet worden doorgesneden, geboord of inkepen, een
gegalvaniseerde metalen band van ten minste 0 %. 054 inches dik (1,37 mm) (16ga) en 11/2 inches (38 mm) breed moet worden bevestigd aan elke plaat over en aan elke kant van de opening met niet minder dan acht 16d spijkers aan elke kant of gelijkwaardig. Zie figuur R602.6.1.
Uitzondering: Wanneer de gehele zijde van de wand met de inkeping of snede is bedekt met een houten structurele plaatmantel
IRC R802.7 Zagen en inkepen.
Structurele dakelementen mogen niet boven de in dit hoofdstuk aangegeven beperkingen worden gezaagd, geboord of gekerfd.
IRC R802.7.1 Gezaagd hout.
Inkepingen in massieve houten balken, spanten en balken mogen niet meer dan een zesde van de diepte van de balk zijn, niet langer zijn dan een derde van de diepte van de balk en niet in het midden van een derde van de overspanning zijn geplaatst. De inkepingen aan de uiteinden van het lid mogen niet groter zijn dan een vierde van de diepte van het lid. De spanzijde van de elementen mag niet groter zijn dan 4 inch (102 mm) of meer in de nominale dikte, behalve aan de uiteinden van de elementen. De diameter van de gaten die in de leden worden geboord of gezaagd, mag niet groter zijn dan een derde van de diepte van het lid. De gaten mogen niet dichter dan 2 inch (51 mm) bij de boven- of onderkant van het element of bij een ander gat in het element liggen. Wanneer het element ook gekerfd is, mag het gat niet dichter dan 51 mm (51 mm) bij het inkeping.
Uitzondering: Inkepingen op de uitkragende delen van de dakspanten zijn toegestaan mits de afmeting van het resterende deel van de dakspant niet kleiner is dan 4 inch nominaal 102 mm) en de lengte van de uitkragende delen niet groter is dan 24 inch (610 mm).
*IRC R802.7.2 Ontworpen houtproducten. *
Sneden, inkepingen en gaten in spanten, composiet timmerhout, met lijm beklede liggers of I-balken zijn verboden, behalve wanneer de aanbevelingen van de fabrikant dit toestaan of wanneer de gevolgen van dergelijke wijzigingen in het ontwerp van het lid specifiek worden overwogen door een geregistreerde ontwerpberoepsbeoefenaar.